Home Maatschappij Prinsjesdag 2024: Invloed van het Nederlandse Belastingpakket 2025 op internationale bedrijven

Prinsjesdag 2024: Invloed van het Nederlandse Belastingpakket 2025 op internationale bedrijven

11
0

Op dinsdag 17 september 2024 (Prinsjesdag) heeft het Nederlandse Ministerie van Financiën het Belastingpakket 2025 gepresenteerd, waaronder het Belastingplan 2025 en de Overige Fiscale Maatregelen 2025.

In dit nieuwsbericht bespreken we enkele voorstellen uit het Belastingpakket 2025 die relevant zijn voor internationale bedrijven en hun werknemers. Tenzij anders aangegeven, treden de voorgestelde maatregelen, indien aangenomen door de Tweede Kamer, op 1 januari 2025 in werking. We zullen ook enkele aanvullende wetswijzigingen bespreken die al onderdeel waren van het Belastingpakket 2024 en op 1 januari 2025 in werking treden, evenals voorgestelde wetswijzigingen die nog geen deel uitmaken van het Belastingpakket 2025, maar volgens de begeleidende brief van de Staatssecretaris van Financiën alsnog zullen worden opgenomen via nota’s van wijziging in de komende weken.

Voorwaardelijke bronbelasting

1.1 Nieuw groepsconcept

Sinds 1 januari 2021 is een voorwaardelijke bronbelasting (conditional withholding tax, CWHT) van toepassing op (vermeende) rente- en/of royaltybetalingen aan verbonden bedrijven in laagbelastende jurisdicties en in bepaalde gevallen van (vermeend) misbruik (bijv. doorstroomstructuren en bepaalde hybride mismatches). Sinds 1 januari 2024 is de reikwijdte van de CWHT uitgebreid en is deze belasting ook van toepassing op (vermeende) dividendbetalingen. Het toepasselijke belastingtarief is gelijk aan het standaard vennootschapsbelastingtarief (momenteel 25,8%).

In dit kader worden bedrijven als verbonden beschouwd als het ontvangende bedrijf een kwalificerend belang heeft in het betalende bedrijf of vice versa, of als een derde bedrijf een kwalificerend belang heeft in zowel het betalende als het ontvangende bedrijf. Een belang wordt als “kwalificerend” beschouwd als het direct of indirect invloed uitoefent op het besluitvormingsproces van een entiteit waarvan de activiteiten kunnen worden bepaald. Als de ontvanger op zichzelf geen kwalificerend belang heeft, kan hij volgens de huidige wetgeving toch als verbonden worden beschouwd op basis van de aanwezigheid van een samenwerkende groep.

Het concept van een samenwerkende groep werd geïntroduceerd als een anti-misbruikmaatregel in een specifieke renteaftrekbeperking om misbruikstructuren te bestrijden die waren opgezet om de toepasselijkheid van deze regel te vermijden. In dit licht heeft de Nederlandse wetgever er bewust voor gekozen geen wettelijke definitie van de term ‘samenwerkende groep’ te geven en hangt de toepassing ervan af van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. Tot op heden is er weinig duidelijkheid geweest over de reikwijdte van een samenwerkende groep.

Na signalen van praktijkdeskundigen dat het concept van de samenwerkende groep in veel gevallen onduidelijk is en dat deze onzekerheid daadwerkelijke investeringen in Nederland beïnvloedt, stelt de Staatssecretaris van Financiën nu voor om, na een eerdere aankondiging afgelopen voorjaar, het huidige concept van een ‘samenwerkende groep’ in de Nederlandse CWHT te vervangen door een nieuw en onderscheidend groepsconcept, dat wordt aangeduid als de ‘kwalificerende eenheid’.

Met het nieuwe concept van een kwalificerende eenheid beoogt de Staatssecretaris van Financiën beter aan te sluiten bij het doel van de CWHT, namelijk het bestrijden van misbruikstructuren. Een kwalificerende eenheid zal worden gedefinieerd als bedrijven die samenwerken met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen het ontwijken van de oplegging van CWHT op het niveau van een (of meer) van die entiteiten. De beoordeling moet worden gemaakt op basis van alle feiten en omstandigheden op het moment van de betaling. In het wetsvoorstel worden enkele niet-uitputtende elementen opgesomd die bij deze beoordeling kunnen worden meegewogen.

Indicaties van samenwerken kunnen over het algemeen worden gevonden in de totaliteit van overeenkomsten tussen de partijen, zoals de onderlinge afspraken over de investering en financiering. Dit kan bijvoorbeeld aantonen dat een managementbedrijf of een commanditaire vennoot een coördinerende en leidende rol heeft. Samenwerken moet tot gevolg hebben dat CWHT wordt voorkomen door een of meer entiteiten binnen de eenheid. Samenwerken wordt geacht van toepassing te zijn in een situatie waarin een kwalificerend belang wordt ‘gesplitst’ door een kwalificerend belang op te delen in niet-kwalificerende belangen. Alle bedrijven die betrokken zijn met als doel het vermijden van bronbelasting, worden geacht deel uit te maken van de kwalificerende eenheid.

Een indicatie dat er geen sprake is van samenwerken met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen het ontwijken van bronbelasting, kan bijvoorbeeld zijn een situatie waarin geen van de deelnemers zich bevindt in of handelt vanuit een laagbelastende jurisdictie. Volgens de Staatssecretaris van Financiën kan de vervanging van het nieuwe concept tot gevolg hebben dat situaties die onder de huidige wetgeving niet kwalificeren als samenwerkende groep, na 1 januari 2025 wel kwalificeren als kwalificerende eenheid.